ONDERWIJS
-
Lezen
Technisch lezen
Wij vinden het belangrijk dat leerlingen zich goed mondeling en schriftelijk kunnen uitdrukken in de Nederlandse taal. In groep 3 gebruiken we hiervoor de ‘Veilig Leren Lezen’ methode, die uitgaat van de structuur van woorden. Er wordt begonnen met het ‘aanvankelijk technisch lezen’: het correct uitspreken van letters en lettercombinaties.
Na de Kerstvakantie zijn vrijwel alle letters behandeld en wordt geleidelijk overgegaan op het ‘voortgezet technisch lezen’.Voortgezet technisch lezen
De groepen 4 en 5 gebruiken de leesmethode ‘Estafette’, voor voortgezet technisch lezen. De kracht van deze methode is dat de kinderen op hun eigen niveau werken en dat er ook veel aandacht wordt geschonken aan het begrijpen en het beleven van verschillende soorten teksten.Begrijpend lezen
In de groepen 4 t/m 8 wordt gewerkt met de methode ‘Tekstverwerken’. Naast het technisch lezen, leren de leerlingen ook het begrijpen en het beleven van verschillende soorten teksten. -
Schrijven
In de groepen 1, 2 en 3 wordt gebruik gemaakt van de methode ‘Pennenstreken’. Met behulp van deze methode leren de kinderen om goede schrijfbewegingen en een goed verbonden handschrift aan te leren. In de groepen 4 t/m 6 wordt de methode ‘Handschrift’ gebruikt. Deze methode zal de komende drie jaar vervangen worden door de methode ‘Pennenstreken’. -
Rekenen en wiskunde
In de groepen 1 en 2 wordt gebruik gemaakt van de methode ‘Schatkist’, ontwikkelingsmateriaal en de speel- en werkbladen van Stam, om het ruimtelijk inzicht, het ontwikkelen van tijdsbegrip en het bewust worden van oorzaak en gevolg te oefenen.In de groepen 3 t/m 7 gebruiken we de methode ‘RekenZeker’. Deze methode legt de nadruk op ‘traditioneel rekenen’, het ontwikkelen van basisvaardigheden en begrip.
Ín groep 8 wordt de methode ‘Pluspunt’ gebruikt. Deze methode legt de nadruk op realistisch rekenen, waarbij wordt uitgegaan van voor kinderen herkenbare situaties. Vanaf 2015-2016 gaan ook de groepen 8 gebruik maken van de methode ‘RekenZeker’. -
Nederlandse taal
Vanaf schooljaar 2015-2016 hebben we een nieuwe taalmethode: Taalverhaal. Dit is een taal- en spellingmethode voor groep 4 t/m 8. Een solide en complete methode die vernieuwend en verrijkend is voor elk niveau. Zo halen we het beste uit elke leerling. Zo kunnen we optimaal en eenvoudig differentiëren, werken we met een heldere herkenbare structuur, hanteren we een sterke woordenschat- en spellinglijn en hebben we meer tijd voor elke leerling. De leerlingen in de groepen 4 t/m 8 houden daarnaast één spreekbeurt per schooljaar.
In de groepen 6, 7 en 8 schrijven de leerlingen ook artikelen. Op die manier leren zij om informatie op te zoeken, de informatie samen te vatten, een opzet te maken en het bewerken van alle informatie tot een artikel.
Mondelinge taalvaardigheid wordt geoefend in alle groepen door middel van kringgesprekken, spreekbeurten, toneelstukjes en boekbesprekingen. Ook bij thematisch werken oefenen kinderen hun taalvaardigheden. -
Engels
Vanaf groep 5 leren de leerlingen een zekere mate van luister-, spreek-, schrijf- en leesvaardigheid in de Engelse taal. We hanteren de methode ‘Take it Easy’. Deze methode wordt met behulp van het digibord gegeven, zodat de leerlingen ook de juiste uitspraak horen. -
Thematisch werken
Met thematisch werken wil de Vondelschool een verschuiving creëren van binnen vakgrenzen denken en dingen uit het hoofd leren, naar probleemgericht en toepassingsgericht leren over de vakgrenzen heen. We denken dat deze visie op leren kinderen meer in staat stelt om binnen de 21e eeuwse samenleving keuzes te kunnen maken. Omdat zij hebben geleerd zelfstandig en mondig te worden door hen zoveel mogelijk mee te laten beslissen over opzet en uitvoering van het thema.
Bij thematisch werken wordt de lesstof niet in vakken opgedeeld maar geïntegreerd aangeboden.
Thematisch werken heeft twee doelen:- Ten eerste geeft het een gemeenschappelijke inhoud aan de activiteiten van kinderen.
- Daarnaast zorgt het ook voor samenhang tussen activiteiten en voor een directe band met de leefsituatie van de leerlingen en de wereld buiten school.
Thematiseren is een dynamisch proces waarin de leerlingen en de leerkracht samen de thema-inhouden en activiteiten opbouwen rond het kerndoel “oriëntatie op jezelf en de wereld”. Zo ontstaat er een stroom van aan elkaar verbonden betekenisvolle activiteiten, geïnspireerd door een thema. De vragen die in de groep bij kinderen leven rond het thema, bepalen de inhoudelijke richting.
Elk thema kent een aantal vaste onderdelen. De leerkracht bereidt die van te voren gedegen voor (format themavoorbereiding met de tussendoelen). Door vakoverstijgend te werken leren kinderen verbanden te leggen en zaken in een breder verband te gaan zien. Het biedt leerlingen de mogelijkheid om dingen te doen en te ontdekken. Als het thema dicht bij de belevingswereld van de leerlingen zit zullen de kinderen met veel eigen inbreng en ideeën komen en (onbewust) veel leren. Ze worden actief bij hun eigen leerproces betrokken. En dit is een van de schooldoelen van de Vondelschool voor de komende jaren.
Resultaten van thematisch werken:
- De ervaring leert dat als het thema voor kinderen gaat leven en als betekenisvol ervaren wordt, dat thematisch werken een hoge mate van motivatie levert. Doordat de leermomenten worden verwerkt in een context, wordt het herkenbaar waardoor de motivatie en betrokkenheid verbeteren.
Thematisch werken biedt kinderen de mogelijkheid om:
- emoties te beleven,
- logisch te denken
- sociale vaardigheden te oefenen.
- Het is belangrijk dat het thema gaat leven voor de leerlingen en dat er uitdaging in zit. En wat is er uitdagender dan bijvoorbeeld zelf een rol te mogen spelen in het thema. Het thema moet leerlingen de mogelijkheid bieden om dingen te doen en te ondernemen.
- Thematisch werken draagt bij aan een zelfstandige manier van leren, waarbij de eigen onderzoeksvaardigheden en het eigen initiatief duidelijk verder ontwikkeld zullen worden. Als leerlingen gemotiveerd zijn en ze krijgen een uitdagende opdracht, zullen ze je verbazen met hun eigen inbreng en ideeën.
- Met thematisch werken vinden zowel de leerkracht als de leerlingen meer gelegenheid om te communiceren en samen te organiseren. Door het thema zijn de leerlingen gemotiveerd en werken ze langer zelfstandig door, wat je als leerkracht mogelijkheden geeft rond te lopen, te sturen en verdieping te geven aan plannen die leerlingen zelf al bedacht hebben.
- Bij het werken zonder thema, zie je vaker wel 3 of meer onderwerpen per dag langskomen. Bij taal gaat het over piraten, bij rekenen over een groenteboer etc. Het werken met een thema heeft dit heen en weer springen van onderwerpen niet. Er is een rode draad die duidelijk aanwezig is. Door het thema ontstaat een soepele samenhang tussen de verschillende activiteiten. Door die samenhang wordt de inhoud duidelijker en kunnen kinderen er een steeds diepere betekenis aan geven. Het thematisch werken biedt een context waarin leerlingen nieuwe woorden en begrippen beter kunnen plaatsen. Door het steeds meer betekenis geven zullen ze ook meer uitdaging ontdekken. Thematisch werken biedt de kans om gedurende een langere periode bezig te zijn met relevante inhouden, waarbij alle kerndoelen in zinvolle samenhang aan de orde komen omdat:
- door goedgekozen thema’s de kinderen in hun omgeving kunnen groeien;
- initiatieven worden bevorderd;
- kinderen leren plannen, uitvoeren en reflecteren;
- kinderen leren communiceren met behulp van taal;
- het de sociale veiligheid bevordert;
- kinderen woorden en begrippen leren te gebruiken die op de inhoud uit de wereld betrekking hebben;
- kinderen technieken en gereedschappen leren hanteren.
De keuze van thema’s
De leerkracht/het team beslist over de inhouden, bedoelingen en activiteiten. Ook wordt er rekening gehouden met de wensen en behoeften van de kinderen. De keuze wordt mede bepaald door de praktische omstandigheden; ruimte, materialen en het aantal kinderen. Het is belangrijk dat je rekening houdt met twee belangrijke kenmerken:- thema’s moeten betekenis hebben voor kinderen
- thema’s moeten bijdragen aan de basisontwikkeling van kinderen. Dat wil zeggen dat het bijdraagt aan lekker in je vel zitten, je competent weten, het zelf en samen kunnen doen.
Elk thema duurt acht weken. Per jaar komen er vijf thema’s aan de orde, elk uit een andere groep: aardrijkskunde, geschiedenis, cultuur, techniek en natuur. In de thema’s worden ook Engels, begrijpend lezen, woordenschat en biologie betrokken. Er zijn in totaal twintig thema’s (zie bovenstaand overzicht). In een schoolloopbaan van acht jaar, volgen leerlingen dus twee keer hetzelfde thema; de tweede keer op een ander niveau. Door deze manier van werken besteden we – naast taal, rekenen & wiskunde en bewegingsonderwijs – ruime aandacht aan alle kerndoelen op de gebieden van “oriëntatie op jezelf en de wereld” en “kunstzinnige oriëntatie” (zie hieronder).
We streven ernaar dat leerlingen in elk thema leren van mensen buiten school, mensen die deskundig zijn in een onderwerp en hun bevlogenheid willen doorgeven aan kinderen. Denk aan ondernemers, docenten van beroepsopleidingen, wetenschappers en mensen uit het bedrijfsleven. Deze gastdocenten kunnen hun bijzondere lessen verzorgen zowel op school als op locatie. ‘Les’ kan bestaan uit een inspirerend verhaal, een excursie, meewerken in een bedrijf, kijken naar werkzaamheden of demonstraties e.d. Hierbij is overigens altijd een ‘eigen’ leerkracht aanwezig voor de onderwijskundige inbedding. En, altijd bijzonder, die gastdocenten kunnen ouder zijn.
Zicht op ontwikkeling en leeropbrengsten bij thematisch werken
Onderzoek wijst uit dat het stellen van doelen voor individuele leerlingen op het leerrendement een nog krachtiger effect heeft dan het stellen van doelen voor de gehele klas/school. Voor de leerkracht is het dus belangrijk dat er een duidelijk doel is, dat leerlingen doelgericht werken, waarbij het tevens belangrijk is dat de leerkracht de leerling bewust laat worden van de leerdoelen. Hierdoor kan de leerling doel- en plangerichter luisteren en werken. Bij doelen stellen hoort de bewaking van het leerproces door feedback. Dat houdt in dat aan het einde van een les gezamenlijk gekeken wordt of de doelen bereikt zijn.
Dit verwoorden zorgt ervoor dat kennis op een hoger niveau wordt verwerkt. Een doel:- geeft altijd aan wat een leerling moet kunnen;
- beschrijft het product of resultaat van het doen;
- beschrijft altijd de belangrijke voorwaarden waaronder de prestatie moet plaatsvinden;
- beschrijft hoe goed de leerling moet presteren om te kunnen spreken van een acceptabele leeropbrengst.
Nadat de leerkracht in de klas de algemene doelen heeft gesteld, is het van belang dat de leerlingen de doelen verpersoonlijken. Dit kan door de leerlingen te stimuleren, de doelen te koppelen aan eigen wensen, grenzen en behoeften.
Feedback geven is bij dit proces een krachtige aanpassing die prestaties verbetert. Goede feedback bevat een uitleg van wat als goed en fout wordt beschouwd en waarbij:
- de timing cruciaal is voor de effectiviteit. Feedback kan het beste gegeven worden direct na een toetssituatie. Over het algemeen geldt dat hoe later de feedback gegeven wordt hoe minder verbetering er zichtbaar is in de prestatie.
- inzicht wordt gegeven in hoe vaardig de leerling is en/of hoeveel kennis hij heeft.
Feedback die verbonden is aan normen informeert de leerling over waar hij staat ten opzichte van andere leerlingen. Dit zegt echter niets over zijn eigen prestaties. Onderzoek toont aan dat feedback gebaseerd op criteria een groter effect heeft op het leren dan feedback verbonden aan normen. Als we kijken naar wat in de dagelijkse praktijk effectieve feedback is, blijkt dat dit plaatsvindt als leerkrachten tijdens het werken langs lopen, uitleg geven en op de juiste weg helpen en informatie en waardering geven over het actuele kennis en vaardigheidsniveau van de leerling. Dan blijken de leeropbrengsten het hoogst.
Dus de werkwijze van de leerkracht verschuift naar hele korte collectieve instructie vooraf waardoor er meer tijd is voor persoonlijke feedback tijdens het werk.
Van groot belang is dat de leerkracht bij de voorbereiding van het thema de doelen voor de hele klas beschrijft en tijdens het werken voortdurend in proces is met kinderen waarbij de leerkracht in wisselende werkvormen steeds in herinnering brengt wat het doel van die activiteit is en welke kennis en vaardigheid de kind/de kinderen heeft/hebben verworven. Dat kan in een activiteit verschillende keren in oplopend niveau.
Naast (talige) kennis en (denk) vaardigheden, stimuleert de leerkracht van de Vondelschool kinderen ook om sociale en organisatorische (basis)vaardigheden te oefenen en ontwikkelen:
- taken verdelen
- coöperatief leren
- planmatig werken
- overleggen en discussiëren
- leiding durven nemen
- doorzetten
- verantwoordelijkheid dragen
Kinderen leren op deze manier in een proces van 4 jaar hun eigen portfolio samen te stellen met bewijzen van kennis, vaardigheden en basisontwikkeling op basis van door de leerkracht gestelde en beschreven doelen, afgeleid van de kerndoelen en passend bij de leeftijd en interesses van de kinderen uit de klas.
-
Studievaardigheden
Elke week wordt in de groepen 7 en 8 gewerkt aan studievaardigheden met behulp van de methode ‘Ajodact’ en ‘Zip’. De kinderen leren dan onder andere het lezen van kaarten, het maken van tabellen en het zoeken op internet. -
Verkeer
Het is belangrijk dat kinderen zich ontwikkelen tot goede verkeersdeelnemers. Om dit te bereiken gebruiken wij werkboeken en oefeningen die gebaseerd zijn op verkeerssituaties uit het dagelijks leven. In groep 7 wordt deelgenomen aan het landelijk theoretisch en praktisch verkeersexamen. -
Seksuele voorlichting
In alle groepen, vooral in groep 8, wordt met behulp van het lespakket Relaties & Seksualiteit en diverse andere materialen, aandacht besteed aan seksualiteit. De kinderen leren respectvol om te gaan met verschillen in opvattingen van mensen, met daarbij aandacht voor seksuele diversiteit. -
Bewegingsonderwijs
Gymnastiek
De Vondelschool vindt lichamelijke beweging en opvoeding belangrijk en heeft er bewust voor gekozen om de lessen gymnastiek van de groepen 3 t/m 8, te laten geven door een vakleerkracht bewegingsonderwijs. Het gymnastiekonderwijs is erop gericht de motorische en sociale vaardigheden van de kinderen te ontwikkelen.Zwemmen
De leerlingen in de groepen 4 en 5 krijgen op de dinsdag- of donderdagmiddag zwemles van zweminstructeurs in zwembad de Zandzee. Zij worden met een bus naar het zwembad gebracht. -
Muziek
Muziek levert een belangrijke bijdrage aan de motorische, emotionele, sociale en zintuiglijke ontwikkeling van een kind. Daarom heeft de Vondelschool ervoor gekozen om alle lessen muziek te laten geven door een vakleerkracht muziek, die alle groepen op een creatieve manier in contact brengt met muziek.
Kinderen ontdekken en ontwikkelen hun muzikale mogelijkheden. De nadruk ligt op de diverse muziekvormen – zoals het zingen en het bespelen van verschillende instrumenten – en op het luisteren naar en bewegen op muziek. -
Beeldende vorming
De Vondelschool besteedt veel aandacht aan de creatieve ontwikkeling van kinderen. Bij tekenen krijgen kinderen te maken met een aantal beeldaspecten zoals kleur, vorm en lijn. Tijdens de handvaardigheidslessen maken de kinderen kennis met diverse technieken, zoals ontwerpen, hout en klei bewerken en karton- en papiertechnieken.
In de groepen 5 tot en met 8 maken we tijdens de zogenaamde creatieve (vrijdag)middag gebruik van de methode ‘Uit de kunst’. Deze creatieve middag wordt gecoördineerd en begeleid door een vakleerkracht creatieve vorming. -
Computeronderwijs
De Vondelschool onderschrijft dat kinderen goed moeten kunnen omgaan met moderne media. Per groep zijn er vier computers beschikbaar. Deze worden gezien als een onmisbaar hulpmiddel. Bovendien bieden de computers verrijkende en remediërende stof (herhaling). Ook werken kinderen met dyslexie op de computers in de klassen. -
Zelfstandig werken
Op de Vondelschool willen wij de leerlingen een zekere mate van zelfstandigheid aanleren. Zo willen we een bijdrage leveren aan de karaktervorming van kinderen en een goede leerhouding ontwikkelen. Zelfstandig werken betekent dat leerlingen ook even zonder hulp van de leerkracht kunnen werken en binnen die tijd zelf problemen kunnen oplossen. De Vondelschool zet hiervoor diverse hulpmiddelen in:
Klassikaal Groep 1-2 De ketting: de leerkracht draagt een kralenketting, de kinderen weten dat zij op dat moment zelf een oplossing moeten zoeken. Groep 3-8 Het stoplicht: op GROEN – de leerkracht kan hulp bieden, op ROOD – de kinderen moeten zelf een oplossing zoeken.
De timer: met deze terugtikkende klok zien de leerlingen hoeveel tijd ze nog hebben voor hun taak.individueel Groep 3-8 Het blokje met een rode, groene, oranje en een “?”-zijde, gebruiken de kinderen op hun tafel: - Rood = ik ben aan het werk en niemand mag mij storen!
- Groen = ik werk, maar kan/wil een ander ook even helpen.
- Oranje = ik kan samenwerken.
- “?” = ik heb een vraag voor de leerkracht.
Planbord en lesbrief
In groep 1 en 2 werken de kleuters aan activiteiten die door hen zelf ingepland worden. Hiervoor gebruiken wij een planbord en een ‘arbeid naar keuze’ bord.
In de groepen 3, 4 en 5 krijgen de leerlingen elke week een lesbrief met daarop per dag de verschillende vakgebieden en opdrachten. De leerlingen houden deze bij.
In de groepen 6, 7 en 8 ontvangen de leerlingen een lesbrief voor de gehele week, ingedeeld per vakgebied.Uitgestelde aandacht
Als een leerkracht een ander kind of groepje individueel helpt en even niet aanspreekbaar is, dan laat de leerkracht dit zien door middel van een stoplicht bij/aan het schoolbord, dat op groen of rood kan staan.